Noodzakelijk kwaad
Dierproeven zijn een noodzakelijk kwaad. Noodzakelijk omdat een dierproef past in bijvoorbeeld kankeronderzoek en er vaak geen alternatief bestaat. Kwaad omdat dieren eronder lijden en ervoor moeten sterven. Minister Ben Weyts wil het aantal dierproeven beperken tot de gevallen waarin geen alternatief bestaat. Onderzoekers kunnen bijvoorbeeld in toenemende mate gebruik maken van cellen, weefsels of zelfs computermodellen. Zo kunnen we wetenschappelijke vooruitgang blijven boeken, zonder dat er steeds opnieuw en steeds meer dierproeven nodig zijn.
Meer alternatieve methodes
Uit cijfers van Dierenwelzijn Vlaanderen blijkt dat er in 2023 in Vlaanderen 240.833 dierproeven uitgevoerd werden. Dat is het laagste cijfer in tien jaar. En Weyts wil het aantal dierproeven nog verder terugdringen. Daarom investeert hij in meer alternatieve methodes. Zo kan de KU Leuven rekenen op 160.000 euro steun voor de ontwikkeling en verspreiding van proeven met organoïden: kunstmatig gekweekte miniatuurorganen die gemaakt worden uit stamcellen. Concreet gaat het om verkleinde en vereenvoudigde versies van bijvoorbeeld een lever of een long, waarmee onderzoekers testen kunnen uitvoeren.
Grote bereidheid
“Dierproeven zijn soms nodig voor de gezondheid van zowel mens als dier”, zegt Weyts. “Maar als beschaafde samenleving hebben we de plicht om het aantal dierproeven zoveel mogelijk terug te dringen. Dat is een complex en genuanceerd verhaal, maar ik merk bij onderzoekers en andere gebruikers van proefdieren veel bereidheid om het aantal dierproeven verder te verminderen.”