Kinderen die aan de lagere school beginnen met een taalachterstand hebben niet dezelfde kansen als andere kinderen: vaak lopen ze al snel schoolse achterstand op. Daarom heeft Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts in 2021 een Taalscreening – de zogenaamde KOALA-test – ingevoerd in elke derde kleuterklas. Wanneer uit de Taalscreening blijkt dat er een taalachterstand is, dan kunnen kinderen nog bijgespijkerd worden vóór ze aan de start van de lagere school komen.
Thuistaal grote factor
85 procent van de huidige kinderen in de 3de kleuterklas demonstreerde voldoende taalvaardigheid, zo’n 11 procent zat in de oranje zone die vraagt om extra taalondersteuning en ongeveer 4 procent eindigde in de rode zone die signaleert dat er nog intensieve taalbegeleiding nodig is. Er blijken wel grote verschillen tussen scholen. In scholen met veel kinderen met een andere thuistaal ligt het aandeel kinderen die intensieve begeleiding Nederlands nodig hebben dubbel zo hoog en zijn er ook veel meer kinderen die extra ondersteuning nodig hebben.
Aanzienlijke uitdaging
De cijfers voor dit schooljaar lijken sterk op de cijfers van de twee vorige schooljaren, maar in vergelijking met vorig schooljaar is er wel een evolutie in de scholen waar veel kinderen een andere thuistaal hebben: daar daalt het aantal kinderen die voldoende taalvaardig zijn van 75 naar 73 procent en hebben er nu nog wat meer leerlingen extra ondersteuning nodig. Bovendien blijft ook een stabiel algemeen gemiddelde van zo’n 15 procent kinderen die extra taalsteun nodig hebben een aanzienlijke uitdaging voor ons onderwijs.
Extra middelen
Weyts trekt de nodige middelen uit om de uitdaging aan te gaan. Aan de Taalscreening is ook een extra budget van € 12 miljoen per jaar verbonden waarmee de kleuterscholen bijkomend inzetten op taalondersteuning. Daarbovenop krijgen alle scholen waar de helft of meer van de leerlingen een andere thuistaal hebben vanaf dit schooljaar 20 miljoen euro extra per jaar om in te zetten op meer Nederlands.
Strikte engagementen van ouders
“Het onderwijs zet alle zeilen bij, maar we hebben ook de ouders nodig”, zegt Weyts. “We mogen van ouders striktere engagementen verwachten om hun kinderen ook na schooltijd in contact te brengen met het Nederlands. Al is het maar de TV op Ketnet zetten, met je kind naar een Vlaamse bibliotheek gaan of inschrijven in een Nederlandstalige sportclub. Zo geef je oneindig veel meer kansen aan je zoon of dochter. En het is ook belangrijk voor de rest van de klas, want als pakweg een kwart van de klas te beperkt Nederlands begrijpt, dan is dat nefast voor iedereen.”